28 februari t/m 4 april 2004

HOE HET HOOFD NAAST DE ROMP LIGT

Recensie door Petra Jekel

Je ziet een lieflijk kerkje met een rood zadeldak en blauwe muren waarin de smalle, hoge rondboogramen doorgestoken zijn. Een kleine spitse toren op tweederde van de lengte van het dak, geeft richting aan het godshuis. En hiërarchie. Dan zie je een stadion dat van buiten bruin is en van binnen roze, met over het ovale middenveld hangende gele delen die het meest aan lichtmasten denken doen. Je fantaseert over de massa’s mensen op de tribunes, hoort het juichen voor de topprestatie die in het centrum van dit bouwwerk wordt geleverd. Dan een statig stadhuis met een dakrand van kantelen en een kleine toren die op dezelfde wijze naar de hemel reikt. Het lijkt weggelopen uit een door de moderne tijd nog nauwelijks aangetast dorp in de omgeving van Florence en Sienna. Toscaanse Renaissance. Ook nog een benzinestation met twee grijpgrage maar verlaten pompen. Een hokje voor het afrekenen van het vloeibaar goud, staat op dezelfde grond ernaast. Opvallend is dat alles is in dikke dotten legergroene schutkleuren is geschilderd. Veder is een viertal hoge, brede, witte muren met ontelbare piepkleine raampjes doorboord. Een saaie, witgepleisterde woonkazerne, of, dat kun je je voorstellen, een van de eerste flatgebouwen ooit gebouwd. Hoe zou het zijn om op de bovenste etage te wonen? En daar nog zo een, maar dan zwartgeblakerd en opengebarsten door een flinke scheur. Help, daar gaat je penthouse!

Je haalt pas weer rustig adem als je je herinnert dat dit slechts gebouwen van klei zijn, met de hand gemodelleerd en daarna gebakken in een oven. Opgebouwd uit dunne plakken breekbaar keramiek. En slordig geglazuurd in grote vlakken heldere kleuren die door het bakproces waarschijnlijk in zachtere varianten zijn veranderd. Het zijn schaalmodellen, zo groot als twee handen, gevouwen tot een kom, dragen kunnen. De schaal, de pastelkleuren, het glanzende oppervlak en het broze materiaal geven de beelden zowel een associatie van kinderspeelgoed, als van een kostbaarheid. Het zijn modellen van openbare gebouwen naar de fantasie van de makers, die beroemde bestaande gebouwen, historische en actuele gebouwtypen en bouwstijlen bij het boetseren duidelijk in gedachten hielden. Deze werken van het kunstenaarsduo Gerard Groenewoud en Tilly Buij, dat opereert onder hun gezamenlijke achternamen, worden in Kunsthuis Syb tentoongesteld naar aanleiding van het project Rules of Engagement. De werken zijn speciaal voor het project gemaakt, net als de andere werken, die van papier, tweedehands rubberen vrachtwagenbinnenbanden, kunststof of slechts een lichtbeeld zijn gemaakt.

De zwarte binnenbanden zijn om een skelet heen gelegd, zodat twee meer dan levensgrote beelden van een tot over de tenen gesluierde vrouw ontstaan. De ‘jurken’ geven de vrouwelijke lichamen een afgeronde en compacte vorm; een kwaliteit die nog versterkt wordt door het materiaal. De twee staan als twee bowlingkegels naast elkaar. Of als Russische matroesjka’s. Hoewel de twee als tweelingzusters op elkaar gelijken, kijken beide een andere kant op. De een naar binnen, waar de andere tentoongestelde objecten zich bevinden, de ander naar buiten, waar de appelbomen een voorbode vormen de Friese ‘wouden’ die even verderop beginnen. De beelden roepen associaties op van een vrouw die in haar rol als ronde, vruchtbare moeder wordt verheerlijkt, uitvergroot, maar daar tegelijkertijd als in een te nauw kledingstuk van niet ademend materiaal, tot stikkens toe in vast zit.

De papieren werken zijn kleine aquarellen die in telkens twee of drie tinten zijn opgezet. Tegen een eenvoudige achtergrond, die bijna geen specifieke kenmerken prijsgeeft over de plaats van handeling – ergens zijn wat rondboograampjes te zien -, zie je mensen in een frappante lichaamshouding. Op de knieën, met de romp opgericht, maar het hoofd voorovergebogen, rustend op een geheven onderarm of met de armen gespreid en een ketting slingerend aan één hand. Wanneer zit je zo? Wat drukt deze lichaamshouding uit? Op de knieën kun je niet makkelijk weer weg van je plek. Het hoofd buigen is een teken van nederigheid naar wat je ook boven je stelt. De armen spreiden geeft de borstkas, waar het hart in woont, de ruimte, maakt het open en bloot. Dat is moed. Dus je denkt: overgave. Of: bidden.

De klei weet van niks

Deze overwegingen speelden zich af na het bezoek aan het Kunsthuis waar Kor Smeenge druk bezig was een luidsprekerhoorn te bouwen van gaas; Sjanet Bijker haar geluidstekeningen een plekje had toebedacht; Bruno Anedda nog worstelde met de projectie van zijn videobeelden en Louisa Montero zich het hoofd brak over het plaatsen van afdrukken van kattenpootjes op de vloer. De videobijdrage van Lin Shih-Ying was gereed maar moest alleen nog op de juiste wijze geprojecteerd worden. Wat in ieder geval bleek was dat de ruimte waarin gewerkt werd een zwaar stempel begon te drukken op het gezelschap en dat kan tot verrassende eindresultaten leiden als het geheel weet uit te stijgen boven de individuele bijdragen.

Je hebt nu gebouwen gezien en kleding en lichamen van mensen. Nu wordt het interessant, denk je. Want wie ben je? Je bent mens en je woont in een lichaam dat je altijd bij je draagt en dat zich kenmerkt door beweging. Door die beweging kun je je lichaam bepaalde houdingen geven, als stilgezette momenten in een doorgaande dans. Die momenten getuigen van activiteit of van rust of juist van overgave. Omdat het lichaam beschermd moet worden tegen invloeden van buiten, draag je kleding, waarmee je je persoonlijkheid of je gemoedstoestand ook uitdrukken kan, net als met de lichaamshoudingen. Draag je een avondjurk of een joggingpak? Dat maakt nogal wat uit. Met je lichaam in je kleren begeef je je vervolgens altijd binnen of buiten gebouwen, die de materiële begrenzingen zijn van menselijke functies. Het organiseren van een gemeenschap van mensen, het houden van sportcompetities, het plaats bieden aan contemplatie en meditatie, deze activiteiten vragen om afgescheiden ruimtes met een verschillende vorm. Dit geeft ruimte voor metaforen als het menselijk lichaam als huis en gebouwen die ruimte creëren voor beweging. En gedachten over hoe de maat van het één zich tot het andere verhoudt. En hoe het kapot gemaakt wordt of onderhevig is aan destructieve krachten die voortkomen uit die persoon die het lichaam en de gebouwen als jassen draagt.

Maar het lijkt of het materiaal: de klei, het rubber, de waterverf, nog van niks weet. Deze retoriek staat er volledig buiten. De inhoud van een persoon die zich uitdrukt in beweging, kleding en ruimte kan mooi, heel en devotioneel zijn, maar evengoed spuuglelijk, gehandicapt en destructief. De werken van Groenewoud/Buij laten dat in het midden. Ze brengen door de gekozen materialen en technieken onverminderd een heel scala associaties voort, maar kiezen niet. Deze theorie over het lichaam komt uit het lichaam van de recensent voort en is niet uitgewerkt in de beelden die te zien zijn in de expositie. De tekst die het project vergezeld in de vorm van het persbericht, lijkt er welhaast nog verder naast te liggen dan de gedachten van de schrijver van dit stuk.

“Hoe ga je om met een versplinterd en ambigu vijandsbeeld?” vraagt de tekst. “Gaat het om een bewapende terrorist of een kind met onschuldig speelgoed? Het zijn beslissingen die er in een tijd van zelfmoordaanslagen, poederbrieven en kindsoldaten niet eenvoudiger op worden.” Inderdaad, denk je. En ook: interessante materie. Maar waar komt dit tot uiting in de materie in létterlijke zin, die je aantreft in Kunsthuis Syb? In het zwarte flatgebouw, dat op een stukje hergebruikte plank staat, dat aan een deel van de muur bevestigd is dat net zo zwartgeblakerd en afgebladderd is als het schaalmodel van de gevolgen van wellicht een bomaanslag.

Wat moet je hier nu van vinden? Tot zover heb je je best gedaan om goed te kijken en je associatievermogen in te zetten. Je hebt zelfs gezocht naar wat wordt waargemaakt van de kekke bewoordingen van het persbericht. De twee komen echter, behalve in de zwarte ruïne, nergens bij elkaar. Bovendien had je ondertussen van het goedlopende Kunsthuis Syb wat meer verwacht. Een project dat meer op het spel durft te zetten dan holle retoriek gekoppeld aan esthetische objecten. Alleen het in het droogproces per ongeluk gescheurde bouwwerk heeft de spanning die de aandacht doet vasthouden en de verwachting doet huiveren. Hadden de kunstenaars daar maar een consequentie uit getrokken. De rest weglaten en het bij dit beeldje laten, bijvoorbeeld. Nu heeft alles een te grote vrijblijvendheid. Als je een krantenrecensie zou moeten schrijven, zou de kop moeten luiden: ‘Mooie, maar spanningsloze objecten.’ Of: ‘Consequentieloze kunst.’ Of: ‘Hoe het hoofd naast de romp ligt.’

 

GROENEWOUD EN BUIJ ZAAIEN TWIJFEL IN KUNSTHUIS
door: Sytse Singelsma
Uit: Leeuwarder Courant, d.d. 17 maart 2004

BEETSTERZWAAG – De diabolo is een geregeld terugkerend motief in het werk van het kunstenaarsduo Tilly Buij en Gerard Groenewoud uit Leeuwarden. Het is voor hen het symbool voor de twijfel en voor de moeilijkheid van het maken van keuzes. Ook op de presentatie van hun werk in Kunsthuis Syb in Beetsterzwaag duikt de vorm van de diabolo op. ‘Rules of Engagement’ heet de tentoonstelling en het maken van keuzes is het voornaamste thema.

Gerard Groenewoud werd zich voor het eerst bewust van de symbolische betekenis van de diabolovorm toen hij er eentje zag in het glas_in_lood van een bovenbelicht in een oude woning. In het midden van een het raam zat een cirkel van waaruit twee banen breed beide kanten opliepen. ,,Je hoofd zit in het midden. Soms word je de ene kant opgetrokken en dan weer de andere. Je kunt nooit voor een standpunt kiezen, want je ziet direct ook het andere,’’ vindt Groenewoud. ,,Een keus heeft altijd twee kanten in zich,’’ vult Tilly Buij aan. ,,Je kunt nooit een ding beweren, zonder ook het andere te overdenken.’’

Dat dilemma vormt de grondslag van de presentatie ‘Rules of Engament’. De term slaat op de officiële schietinstructies zoals militairen en politieagenten die krijgen. Die kunnen in onverwachte situaties terecht komen waarin in een fractie van een seconde besloten moet worden of ze zullen schieten of niet.

Daarvoor heb je hele duidelijke regels nodig. Wanneer schiet je? Op een kind met een speelgoedpistool natuurlijk niet. Maar iemand die zijn hand in zijn binnenzak steekt is al een twijfelgeval: hij kan zijn paspoort pakken, maar ook een pistool’’, schetst Gerard Groenewoud.

Militairen oefenen hun acties in oefendorpen vol ruïnes met kruip_door sluip_door situaties waar achter elke deur of muur een vijand op kan duiken. Kunsthuis Syb heeft net zo’n onoverzichtelijke indeling, die het voor Groenewoud en Buij vergelijkbaar maakte met zo’n oefendorp. Via de voorkamer komt de bezoeker door een smal gangetje in een glazen aanbouw die om de resten van een oud schuurtje is gebouwd.

De ruimte is nooit in een keer te overzien. De bezoeker ziet bij zijn rondgang steeds maar een hoekje tegelijk. Dat biedt Groenewoud en Buij de mogelijkheid hun beelden elk een geïsoleerd plekje te geven en het zo vorm te geven dat het op de gekozen plaats mooi uitkomt.

De tentoonstelling begint met een enorme foto van een hond die zijn tanden laat zien. Hij lijkt de bezoeker te willen afschrikken en bijten. Volgens Groenewoud en Buij is de houding van de hond echter voor tweeërlei uitleg vatbaar. Het dier kan agressief zijn, maar ook angstig.

In het vervolg van de tentoonstelling wordt de bezoeker steeds geconfronteerd met situaties die op meer dan een manier opgevat kunnen worden. Zo is er een knielende figuur van kunststof te zien. Met de twee emmers die zijn uitgestrekte armen verbeelden duikt de diabolovorm op.

De eerste indruk is dat de figuur een strijder is die zich overgeeft. Op de wand er tegenover is echter een serie aquarelletjes te zien van mensen die om heel andere redenen op hun knieën vallen: overmand door verdriet of uit religieuze vervoering. ,,Dat geeft het direct een andere lading. Je moet als toeschouwer beslissen: wat is de reden dat iemand op zijn knieën zit”, schetst Buij.

Een serie modellen van openbare gebouwen, uitgevoerd in keramiek en geglazuurd met zuurtjeskleuren, geeft de ambivalente houding weer die Buij en Groenewoud hebben tegenover openbare gebouwen. ,,Wij zeggen bij het Journaal wel eens: waar zou de bom van de dag nu weer gevallen zijn. Nou dat is vaak bij dergelijke gebouwen’’, zegt Groenewoud.

RULES OF ENGAGEMENT
Groenewoud/Buij
Projectperiode 28 februari t/m 4 april 2004

Dit project wordt mede gefinancierd door de Mondriaanstichting, het VSB fonds en de Provincie Fryslan.

Deze recensie werd geschreven in het kader van het recensentenprogramma van SYB. De recensie mag rechtenvrij worden gepubliceerd mits daartoe vooraf toestemming is verleend door SYB.