17 augustus t/m 18 september 2005

IN DE STOISCHE MISPLAATSING KAN HET DENKEN SPELEN

Recensie door Klaas Koetje

De Stoïsche Misplaatsing van Alexandra Crouwers en Marc Müller is zo’n project dat in eerste instantie leidde tot gefronste wenkbrauwen. “Niet bestaande bewoordingen” meldde het persbericht. Vergeet het. De woorden bestaan en betekenen waar ze op duiden. Stoïsch staat gewoon in de Van Dale en voor misplaatsing is het raadplegen van het Groot Woordenboek Der Nederlandse Taal weliswaar noodzakelijk maar het behoort zeker tot de Nederlandse taal, zij het in onbruik geraakt. En om het helemaal compleet te maken: stoïsch wordt als gewoon Nederlands woord beschouwd en misplaatsing is naar alle waarschijnlijkheid afkomstig van het Franse ‘déplacer’.
Hoe relevant is dit en is het noodzakelijk om daar de wenkbrauwen bij te fronsen. Vaak verraden dit soort slordigheden de werkhouding van de kunstenaar(s). In dit geval ging dat niet op omdat Müller met zijn Duitse achtergrond veronderstelde dat ‘stoïsch’ een germanisme zou kunnen zijn en Crouwers dacht dat ‘misplaatsing’ een anglicisme is. Bovendien hadden ze het persbericht niet zelf geschreven. Laat onverlet dat een kunstenaar goed moet opletten wat er onder zijn (mede)verantwoordelijkheid aan teksten de deur uit gaat. Dit is een van de weinige smetjes op het project De Stoïsche Misplaatsing waar Crouwers en Müller bijna vier werken aan gewerkt hebben en dat na de opening afgelopen weekend ook het komend weekeinde nog te bekijken is.

De Stoïsche Misplaatsing draagt een spanningsveld in zich dat moeilijk te benoemen is. Dat spanningsveld leidt niet tot heftige ervaringen, tenzij een bezoeker last heeft van claustrofobie, maar tot een stemmige sfeer oftewel: ondanks dat geen werkelijke poging is gedaan om een gezamenlijk project te maken pakt de combinatie van de projecties van Crouwers en de installatie (?) van Müller goed uit. De Stoïsche Misplaatsing ademt rust en contemplatie.

Om met Müller te beginnen. Hij heeft vanuit de kelder een labyrintachtige constructie gebouwd van latten en karton. Hij is daarbij intuïtief te werk gegaan zoals hij zelf zegt. Dit in tegenstelling tot zijn gebruikelijke manier van werken waarin hij zijn installaties nauwgezet ontwerpt. Een blik op zijn website spreekt wat dat betreft boekdelen. Strak uitgevoerde ontwerpen waarbij de installatie binnen Syb rommelig lijkt af te steken. De schijn bedriegt. Steeds weer is te zien hoe zorgvuldig Müller latten heeft gezaagd, al dan niet onder verstek heeft geplaatst, karton heeft verwerkt en zo een fragiel ogend staketsel heeft opgezet dat door de ritmiek die je overal terug ziet komen een eigen esthetische kwaliteit heeft. Vandaar ook het vraagteken of hier van een installatie gesproken moet worden of eerder van een sculptuur.

TRAGIEK

Het karton speelt een dubbelrol in deze constructie. Enerzijds bepaalt het de looprichting en bakent het hokjes af. Anderzijds bepaalt het het doorzicht. Soms door de constructie niet helemaal vol te maken zodat een bezoeker over een rand kan kijken of doordat bijvoorbeeld de constructie van latten en karton zo open is gebleven dat niet geheel duidelijk is welk pad het beste gekozen kan worden om dieper in het labyrint te kunnen doordringen; soms doordat er rechthoeken uitgesneden zijn die het mogelijk maken om de buitenwereld vanuit een kijkdoos te zien en de ingrepen van Crouwers om (een deel van) haar projecties zichtbaar te maken die ook weer ‘uitzicht’ suggereren. Dat versterkt het idee van de kijkdoos van binnen naar buiten. Zeer fraai onderdeel is de ‘doos’ die in de oude achtergevel door het raam is gestoken, het zicht op die gevel en kozijn met raam geheel ontneemt. Door de talloze uitgesneden rechthoekjes in de ‘doos’ levert dat toch een beeld op alsof je door heel veel raampjes kijkt.
De tragiek van dit werk van Müller is echter dat het in eerste instantie slechts fungeert als decor voor het werk van Crouwers. Ik betrapte mezelf er althans op dat een rondgang in de eerste plaats wordt gestuurd door het zoeken naar projecties van dia’s en filmpjes. Daarmee doe je als toeschouwer het werk van Müller tekort. Zijn constructie is te mooi om zomaar aan voorbij te lopen. Tegelijkertijd heeft hij een doolhof gemaakt die beantwoordt aan de klassieke bedoeling van een doolhof: een meditatieve tocht naar het middelpunt teneinde een scherper inzicht in het (persoonlijk) bestaan te krijgen. Er zijn talloze hoeken en kleine ruimtes die niet zonder lenigheid bereikt kunnen worden. Dus je moet wel iets doen om dat inzicht te bereiken. Dat dit labyrint twee middelpunten heeft is een contradictio in terminis maar het is wel zo: in de kelder een verlichte onderaardse cel met een stoel om eens rustig het verworven inzicht te wegen en voor de speurders een aardeduister hokje dat met enig bukken is te bereiken en een animatie met een venijnig randje van Crouwers blijkt te herbergen dat uitsluitend staand kan worden bekeken.

A-VIERTJES

Als gezegd leidt de constructie langs werk van Crouwers. Een diacarrousel, een dia op de deur naar de kelder, de animatie ’30.000 miles of Graveyard’, een aantal tl-buizen, de film Five Lessons en diep in het labyrint de animatie ‘A Short Story 1’ en zo links en rechts nog wat dia’s. Het meeste materiaal is in het Kunsthuis en in en om Beetsterzwaag gefotografeerd. Wel duizend foto’s. Crouwers laat in haar keuzes gelukkig duidelijk zien dat ze de kracht van de beperking kent. Duizend foto’s zijn tenslotte een overvloed. Ook is ze zich scherp bewust van de toepassing van geluid. Een van de meer dan aardige momenten, daar moet je een beetje geluk bij hebben, is bij binnenkomst als wel het getik van de carrousel te horen is maar nog geen dia’s te zien zijn. En dan plotseling wel. Dat nodigt uit om aan de betreffende tafel te gaan zitten waar Crouwers een stuk uit het karton van Müller heeft gesneden en bij wijze van projectiescherm een A-viertje heeft opgehangen.
De A-viertjes komen op allerlei manieren terug in de projecties elders. Soms als hinderlijk detail (in 30.000 miles of Graveyard) soms als wat slordig opgehangen projectievlak. Deze vaststelling is geen negatieve kritiek. Ik vond dat hinderlijke en slordige wel prettig. Het is op te vatten als het bespotten van de ondoordachte manier waarop mediakunstenaars zich voortdurend storten op de meest gladde en geavanceerde projectiemethoden met als meest recente hype de flatscreen waarmee een diepgeworteld verlangen naar het klassieke schilderij wordt vormgegeven.
Ook in haar animaties weet Crouwers zeer goede keuzes te maken in het toevoegen van muziek. Zij onderscheidt zich in die keuzes van veel mediakunstenaars die ofwel sterk in beeld zijn ofwel in geluid, een juiste samenhang komt te weinig voor. De muziek draagt bij aan de stemmige sfeer in het Kunsthuis. Slechts in het donkere middelpunt van de doolhof is de muziek bij de animatie uitsluitend hoorbaar per koptelefoon en dat blijkt ook weer uiterst functioneel, gelet op de opmerkingen over het middelpunt van de doolhof.
Het animatiewerk van Crouwers is, op een enkele uitzondering na afgewogen. Ik begrijp haar fascinatie met de quantammechanische eigenschappen van licht (zowel golf als deeltje) maar Lesson #5 blijft steken in een nietszeggende animatie terwijl de tekst suggereert dat er meer aan de hand moet zijn. Lesson #1, “Blink of an eye with sunset” daarentegen is juist weer heel goed uitgewerkt en laat in feite die ene knippering van het ooglid zien, kijkend in de ondergaande zon. Met computeranimaties heeft Crouwers daar vormgegeven wat er optisch gebeurt op het netvlies. Een animatie die associaties oproept met de lichteffecten in de film Close Encounters of the Third Kind. Zoals ‘30.000 miles of Graveyard’ zeker in de slotsequentie associaties oproept met Stanley Kubricks ‘2001, A Space Odyssey’. Geen bewuste verwijzing zegt Crouwers maar toevallig wel een van de films die tot haar favorieten behoort. En Close Ecounters Of The Third Kind van Steven Spielberg is haar favoriet juist vanwege de lichteffecten. De animatie (A Short Story 1) van een naaldbos uit de omgeving van Beetsterzwaag roept meteen een associatie op met de fameuze film ‘The Blair Witch Project’ en gelet op de ietwat wrange compassie met de verdwenen figuren uit sprookjes (‘this is the spot where they disappeared’) lijkt dat niet toevallig.

Ik vermoed dat in deze ogenschijnlijke toevalstreffers het spanningsveld benoemd kan worden dat uit dit project naar voren komt. Müller is intuïtief te werk gaan en Crouwers heeft afgezien van Lesson #1, Lesson #2 en Lesson #3 al het materiaal ter plekke en gedurende de projectperiode gemaakt. Zowel Crouwers als Müller hebben door hun ‘Misplaatsing’ alles uit hun normale werkomgeving verlaten, behalve dat ene dat je altijd bij je hebt: het geheugen, het denken dat zich in een ‘misplaatste’ omgeving altijd kan beroepen op ervaring en kwaliteit, het archief dat al dan niet bewust en al dan niet direct toegankelijk in het hoofd is aangelegd.
In De Stoïsche Misplaatsing is op een toevallige manier een aantal zaken in elkaar gaan grijpen die dit project bovengemiddeld maken. Crouwers en Müller hebben niet geforceerd een gezamenlijk werkstuk proberen te maken. De nagenoeg letterlijke raakvlakken leveren meerduidige beelden, versterken de individuele bijdragen van beide kunstenaars en waar die raakvlakken niet ontstaan (de ‘doos’, een losse diaprojectie) is het individuele werk sterk genoeg.

De titel van dit project was onder tijdsdruk tot stand gekomen en mag in dat licht niet teveel waarde worden toegekend. Je zou echter kunnen zeggen dat beide kunstenaars stoïcijns hun werk hebben gemaakt en dat geheel in tegenspraak (misplaatsing) met het stoïcisme hebben samengevoegd: puur op intuïtie. En dat van twee kunstenaars waarover in het persbericht staat dat ze hermetisch werken. Ondanks dat dat niet tot een verpletterend (beeldend) project heeft geleid, heeft dat wel geresulteerd in een project dat vele openingen biedt om te overdenken.
Dat moet tevens de oorzaak zijn dat ik na het zien van De Stoïsche Misplaatsing geen overweldigende indruk kreeg maar dit stuk schrijvend steeds verder en vanuit steeds weer andere invalshoeken in het labyrint kon binnendringen en uiteindelijk in de verlichte onderaardse cel ben terechtgekomen en het bestaan stoïsch aan mij voorbij kan laten trekken. Tegelijkertijd is er het besef dat deze beschouwing ook heel anders had kunnen lopen en bijvoorbeeld in het duistere middelpunt van het labyrint had kunnen eindigen. Die willekeurigheid zou kunnen betekenen dat Crouwers en Müller in De Stoïsche Misplaatsing geen visie etaleren of geen keuzes durven maken waardoor je er alle kanten mee op kunt. Door zonder grote woorden te gebruiken en gewoon maar te werken en maar zien wat er van komt is dit project een verademing. Super zal ik het niet noemen maar zeker meer dan goed: het denken kan er spelen.

DE STOISCHE MISPLAATSING
Crouwers & Müller
Projectperiode 17 augustus t/m 18 september 2005

Deze recensie werd geschreven in het kader van het recensentenprogramma van SYB. De recensie mag rechtenvrij worden gepubliceerd mits daartoe vooraf toestemming is verleend door SYB.

Dit project wordt mede gefinancierd door de Mondriaanstichting en de Provincie Fryslân.