2 t/m 23 januari 2005

UTOPIA IS NOWHERE

Recensie door Pedro Bakker

In een soort slagroomletter die de banketbakker op een verjaardagstaart spuit is een tekst te lezen op een gevel van een huis ‘Dyn lân bestiet net’. De sierlijke tekening om de boodschap heen zou een Friese herdenkingsdag of eeuwfeest doen vermoeden en we lopen om Kunsthuis Syb heen, maar het feest ontbreekt, de ruimtes binnen zijn leeg en verlaten. Op de gesloten deur is vermeld dat het kunstenaarsduo Libia Pérez de Siles de Castro en Ólafur Árni Ólafsson vandaag niet aanwezig is. Er valt immers niks te vieren,constateren we.De letters zijn in purschuim over de gehele voorgevel opgebracht en de ramen zijn met steenmotief geblindeerd. Het leidt even af van de tekst die irriteert: ons Friesland zou niet bestaan? Eeltje Halbertsma dichtte in de 19de eeuw: ‘Grutte wurden, lytse dingen(..), dêrmei komt me ‘yn Hollân fier’. Grote woorden, kleine dingen, daarmee kom je ver in Holland. Het gedicht heet ‘Hollân en Fryslân’ en de dichter zet twee volkskarakters tegenover elkaar. Dezer dagen zijn de twee rijkstalen politiek actueel omdat migranten voor de inburgeringscursus ook Fries zouden moeten leren. De twee kunstenaars hebben overigens hun boodschap in het Fries uitgesproken in de reclameblokken van Omrop Fryslân. Een Spaanse en een IJslander die een zinnetje Fries zeggen, schitterend lijkt ons, jammer dat we dat niet gehoord hebben. Libia en Ólafur zouden veel lol beleven aan de tweetalige dorpsnamen op een tochtje door Fryslân, geloven we. Het woord ‘Fryslân’ hoeven we dus niet te schrappen van de Friese landkaart. Hun boodschap gaat eerder over ‘Dyn lân’, jouw land. Mijn land is het Koninkrijk der Nederlanden natuurlijk, want een Fries paspoort heb ik niet. In plaats van Friesland wordt de Europese Unie op het paspoort vermeld, die met de munt en de markt blijkbaar belangrijker is voor voor mijn staatsburgerschap. De economische bedrijvigheid trekt zich trouwens niets aan van de landsgrenzen. Horden Nederlandse toeristen vliegen de laatste jaren naar de spotgoedkope Turkse kust aan de Egeïsche zee om in door Engelsen en Duitsers gerunde hotels te slapen en te eten: Turken komen er niet! Die kuststrook heet officieel Turkije maar je zou daar tegen een Turk willen zeggen: ‘je land bestaat niet’. Dat hebben Libia en Ólafur trouwens ook gedaan door de tekst in het Turks te verspreiden. Ze verbleven al eens eerder in Istanbul in het nieuwe Platform Garanti. Daarvoor hebben ze tijdens de zomer van 2002 aan de Costa del Sol in Málaga gewerkt aan een sociaal interactief project in de kunstruimte Alternativa. Er verscheen een catalogus bij ‘Un elemento más’. Daarin schrijven de kunstenaars over het verbazend mooie oude centrum van de stad. Ze dragen hun boek op aan al degenen die vechten voor het behoud van dat historisch erfgoed in hun strijd tegen de ‘First Class/ Business Class’. ‘The new best buyer’ kan zijn rechten kopen, terwijl de arme illegaal rechteloos in de criminele hoek wordt geduwd. ‘Jouw Spanje’ betekent voor de een eigendom en voor de ander uitwijzing. Voor de uitgewezenen is Spanje niet meer dan een doorgangsgebied? Voor een uitverkoren gast als de IJslander Ólafur Arni is Spanje ‘een van mijn moederlanden’, dat schrijft hij in mijn correspondentie met de kunstenaars. Een kunstenaar die als een nomade over de wereld reist is een wereldburger die in het internationale kunstcircuit collega’s en curatoren ontmoet. Het feit dat ze een verschillende taal spreken maakt ze niet tot vreemdelingen voor elkaar, want ze delen dezelfde culturele achtergrond. Nationaliteit, verblijfplaats en verblijfsvergunning zijn voor buitenlandse kunstenaars meestal geen probleem, tenminste als de vreemdelingenpolitie meewerkt. Libia en Ólafur wonen bijna tien jaar in Nederland, huren een woning in Rotterdam, hebben in Groningen aan het Frank Mohr Instituut gestudeerd en kregen van het Fonds voor Beeldende Kunsten een basisstipendium en het buitenland atelier in Istanbul. Hun tentoonstelling in De Appel had een zeker Spaans karakter met dia’s van straattaferelen in Málaga en een nagebouwde tapasbar. De indruk ontstond dat Libia, die in Málaga is geboren, haar wortels nog stevig in de Spaanse cultuur heeft zitten. Ze heeft in haar studiejaren zowel in Spanje als in Duitsland de flamenco dans bestudeerd. Aan Libia vroeg ik of ze hun werk ook in het Baskisch op een muur in Baskenland zouden willen schrijven. Ze vindt dat hun werk niet bedoeld is om nationalistische reacties uit te lokken en ze zouden het werk misschien anders verwoorden, daar waar terreur dreigt. Het werk is deels fictief en als kunst bedoeld. Ik stel mij voor dat een stel Basken ‘jouw land bestaat niet’ zouden lezen, zou dan in het hoofd van elke Bask het beeld van Baskenland worden opgeroepen? De gedachte van de historische rechten van het Baskische volk leeft vooral in de verbeeldingswereld van de Baskische nationalisten. Zo zou de Baskische afscheidingsbeweging ETA er aanleiding in kunnen zien om een aanslag te plegen. Zij lezen natuurlijk ’jouw land = Baskenland’. Een Baskisch paspoort en een Baskische selectie op sportgebied moeten de symbolen worden van een Baskische staat. De sociologie leert dat het nationalisme een verbeelde politieke gemeenschap is, waarvan de leden nooit van elkaar weten of ze hetzelfde beeld van hun gemeenschap hebben. De ETA gebruikt geweld tegen Basken die het niet eens zijn met de afscheiding. Een situatie die makkelijk tot burgeroorlog kan leiden en een stroom politieke vluchtelingen kan veroorzaken. Libia en Ólafur hebben zich met vluchtelingen beziggehouden. In De Appel bestond hun installatie onder meer uit geluidsopnames van migranten die verhalen vertellen over hun ontvangst in Nederland. De ontvangst is vaak teleurstellend, hoe mooi de Verlichtingsfilosoof Kant ook het wereldburgerrecht als natuurrecht formuleerde, op vele plekjes van de aardbol word je weer weggestuurd. Het bezit van de aarde zou aan alle menselijke wezens toekomen als er geen nationale staten zouden worden opgericht.In zijn boek ‘Over gastvrijheid’ beschouwt de Franse filosoof Derrida de positie van de vluchtelingen, de vreemdelingen. De gastvrijheid begint met de vraag: Hoe heet je? Een naam horen is vaak vertederend zoals tussen kinderen en verliefden. We gebruiken vaak snel een verkorte vorm of een koosnaampje. Maar hoe verder, verleen je alleen gastvrijheid aan een subject dat geïdentificeerd kan worden? Of , vraagt Derrida zich af,’ begint de gastvrijheid met een onthaal zonder vragen, met een dubbele eliminatie: het uitwissen van de vraag en van de naam?’(p.45) Ik zou ook plaats moeten bieden aan de absolute, onbekende, anonieme ander. Deze ultieme gastvrije situatie vertoont overeenkomst met een verhaal van Jorge Luis Borges, waarin de schrijver ergens op aarde op een uitgestrekte vlakte een huis binnenwandelt. De rollen zijn nu omgedraaid. Zijn gastheer kan niet zeggen hoe hij heet?’ want ze noemen mij iemand’.’ Maar hoe heette je vader dan?’ ‘ Die had geen naam’. Als een fantast weet Borges de lezer een wereld binnen te leiden die compleet van gedaante is veranderd. Er is geen bezit meer en er zijn ook geen erfenissen meer. Ook de talen zijn verdwenen en daarmee de verschillen tussen de landen, waaruit alleen maar oorlogen voortkwamen. Ze spreken met elkaar in het Latijn. De man heeft in zijn boekenkast de Utopia van More staan. Borges bevindt zich in een utopie waarvoor hij geen paspoort nodig heeft, de mens is niet langer een rechtssubject meer. Na lezing van Borges ‘Utopie van een vermoeid man’ verlang ik ernaar dat Libia en Ólafur hun tekst een keer in het latijn overzetten in the middle of nowhere.

DYN LAN BESTIET NET
Pérez de Siles de Castro & Ólafsson
Projectperiode 2 januari t/m 23 januari 2005

Deze recensie werd geschreven in het kader van het recensentenprogramma van SYB. De recensie mag rechtenvrij worden gepubliceerd mits daartoe vooraf toestemming is verleend door SYB.

Dit project wordt mede gefinancierd door de Mondriaanstichting.