29 november 2003 t/m 4 januari 2004

WHO’S CURATING: (G)EEN VERGISSING

Recensie door Klaas Koetje en reactie van Huib H. van der Werf

WHO’S CURATING IS EEN VERGISSING
Recensie door Klaas Koetje

Twee maanden om een project op te zetten. Is dat weinig. Die vraag dringt zich op bij en na bezichtiging van Who’s Curating van het Amsterdamse kunstenaarscollectief Outline in Kunsthuis Syb. Het antwoord zweeft ook op de achtergrond mee. Outline is er niet in geslaagd een pakkende bijdrage te leveren aan een discussie die al geruime tijd een rol speelt in bepaalde contreien van ‘het veld’. Schrijnend wordt het als de uitgangspunten voor Who’s Curating tegen het licht worden gehouden en de ronduit slordige (om niet te zeggen gedesinteresseerde) presentatie nader wordt bekeken.

Het is verbazingwekkend dat er zoveel drukte is rond de rol van de curator. Is het niet zo dat een curator al sinds jaar en dag een voorkeur heeft om bepaalde kunstenaars wel en anderen niet voor het voetlicht te brengen. Aan te nemen valt dat dat te maken heeft met persoonlijke voorkeuren en interesses en daar is op zich niets mis mee. Dat de curator met deze keuze zichzelf niet profileert als kunstenaar lijkt evident. Niettemin is dat een onderwerp van discussie. Vreemd maar waar. In mijn optiek sluit die discussie aan bij een breder maatschappelijk verschijnsel: een diepgevoeld verlangen naar het Bekende Nederlanderschap. In kunstkringen is de behoefte om aan te schuiven in een RTL-spelletje wellicht niet zaligmakend, een plaats buiten de schijnwerpers is kennelijk ook niet acceptabel. De curator is niet meer tevreden met zijn invloed achter de schermen maar wil gefêteerd worden als de kunstenaar(s) die hij presenteert. Zielig.
Ook niet te onderschatten is het verschijnsel van de economische aanvaardbaarheid van het kunstbedrijf. Met name curatoren worden gedreven door het binnenhalen van subsidies en sponsors en putten zich uit in het bedenken van de meest absurde thema’s (kijk naar de tenenkrommende Neo-retoriek van Frans Haks). Grote publieksaantallen moeten voortdurend de onderbouwing zijn van het belang van kunst en de curator moet daar wel het voortouw in nemen. Om meteen maar een indruk weg te nemen: Frans Haks heeft met een zeer eigenzinnig beleid een slaperig provinciaal museum wakker geschud. Dat veel kunstenaars buiten het blikveld van Haks vielen, zegt alles over de voorkeuren van de man in kwestie en weinig over de kwaliteit van de kunstenaars.
Stiekem denk ik ook dat er nog een ander aspect is dat een rol speelt in de discussie rond de curator als kunstenaar. Bij gebrek aan kunstenaars die met hun hele ziel en zaligheid de strijd aangaan met hun werk, is de curator gedwongen om de kunst die er is in een heel andere context te plaatsen in de hoop zo nog enige meerwaarde te kunnen ontdekken.

ACADEMISCH
De discussie rond het curatorschap is een academische. Het is een discussie die gevoerd mag en kan worden op papier en in de kroeg. De toeschouwer heeft daar niets mee te maken. De toeschouwer kijkt naar het resultaat zoals het bij de waardering van een kunstwerk niet gaat om de vele uren die eraan zijn besteed of de (diepe) gedachten die eraan ten grondslag liggen. De toeschouwer beslist in een fractie van een seconde of het werk de moeite waard is.
Daar begint ook het probleem met Who’s Curating. Volgens Outline wil men de dynamiek achter een tentoonstelling zichtbaar maken. Daarvoor heeft het collectief uit haar midden Huib van der Werf, bijna afgestudeerd als kunsthistoricus en geen praktiserend kunstenaar, benoemd tot curator van de tentoonstelling in Kunsthuis Syb. Volgens het persbericht is in een weldoordachte tentoonstellingsstructuur concurrentie gaande tussen het eigenlijke werk van de kunstenaars en de door de curator gepresenteerde concepten. In zijn openingstoespraak verduidelijkte Van der Werf dit door te wijzen op drie drukwerkjes die de toeschouwer kunnen helpen om op verschillende manieren tegen de gepresenteerde kunstwerken aan te kijken. Ronduit badinerend was zijn uitspraak dat de toeschouwer weer geleerd moet worden om naar kunst te kijken. Pardon? In het circuit waartoe Syb behoort en bij mensen die plekken als Syb bezoeken mag verondersteld worden dat met welwillendheid en kennis (moderne) kunst bekeken wordt. Daar is niet direct een handleiding voor nodig en kan hooguit hier en daar een toelichting van de kunstenaar behulpzaam zijn om dieper in het werk door te dringen. Daar komt nog bij dat de drie gepresenteerde concepten Mythe, Grenzen en Metamorfose zulke algemene termen zijn dat zij geen nieuw inzicht bieden op de gepresenteerde kunstwerken of de expositie als geheel. Je zou haast zeggen dat kunst zich altijd bezig houdt met deze grootheden en dat een toeschouwer die zich bezighoudt met hedendaagse kunst deze concepten vanzelfsprekend betrekt in de beoordeling. Misschien is het gemak waarmee de deelnemende kunstenaars per drukwerkje hun filosofie over hun kunst aanpassen aan het concept het beste bewijs dat dit grootheden zijn waarmee kunstenaars werken. De curator Van der Werf heeft zich dus vooral geprofileerd als iemand die een slecht concept heeft bedacht dat de toeschouwer niet op een ander been zet en geen nieuwe inzichten verschaft. Noch in de kunst, noch in de rol van de curator.
Wat zeker niet uitnodigt tot een positieve beoordeling is de hemeltergende slordigheid. De drie drukwerkjes wemelen van de taalfouten en staan bol van kromme zinnen en slecht Nederlands (De Engelse vertalingen heb ik niet gelezen maar ik kan me niet voorstellen dat het daar beter mee gesteld is). Waar deze drie boekjes de ingang moeten verschaffen tot de hoofdvraag van de expositie is de opeenstapeling aan wartaal een slot op de deur die met geen sleutel is te openen. Als er iets is waar een curator zorg voor zou moeten dragen dan is het dat dit soort begeleidend drukwerk (nagenoeg) foutloos voor het publiek ter beschikking komt. Naar mijn idee is dat niet te wijten aan tijdsdruk maar, zoals ik al in de aanhef aankondigde, een aan desinteresse grenzende slordigheid.

FRUSTRATIE
Het zou tot misverstanden kunnen leiden om dit alles op het conto van Huib van der Werf te schrijven. Outline heeft zich als collectief in de discussie willen mengen. Alle deelnemers aan Who’s Curating dragen dus de verantwoordelijkheid voor dit project. De kunstenaars maken zich kennelijk nogal druk om de rol van de curator. In het persbericht staat ook nadrukkelijk: “Het lijkt of de curator zich vrij heeft verklaard, vindt Outline”. Dat klinkt als een klacht. Dat riekt naar frustratie. Zo’n klacht zul je niet gauw horen bij kunstenaars die in elke expositie opduiken waar een gekende curator de hand in heeft gehad.
Huib van der Werf houdt zich bezig met de kloof tussen kunst en theorie en pleit voor meer zelfkritiek en reflectie in de hedendaagse kunst. Beter gezelschap kun je als Outline niet wensen. Maar waar is die zelfkritiek en die zelfreflectie dan. De kunstwerken die in Syb staan, zijn niet voor dit project gemaakt, op eentje na. Daarvan valt te begrijpen dat dit door de tijdsdruk niet mogelijk was. De vraag rest dan of je met de gekozen kunstwerken dit thema aan het project moet verbinden. Het thema heeft als bijwerking dat de rol en de eventuele kracht van de gepresenteerde kunst zelf ondergesneeuwd raakt. Beide zaken schreeuwen om zelfkritiek en reflectie. De kunstenaars hebben dat niet de moeite waard gevonden en dat legt een ander probleem bloot: deze kunst grijpt me niet bij de strot. Het zijn kunstwerken die nergens over grenzen heen trekken, die geen metamorfose bewerkstelligen en zich niet tot mythe weten te verheffen. Het is kunst die aan de veilige kant smeekt om opgenomen te worden in de keuze van een curator en bereid is om elk stukje tekst dat daartoe een hulpmiddel kan zijn in de strijd te gooien. Enige reflectie en zelfkritiek zou al snel tot het inzicht leiden dat het werk niet met zichzelf in gevecht is en daardoor de kracht ontbeert om zelfs in een zwak tentoonstellingsconcept op zichzelf te kunnen staan.
Het project wordt in januari afgesloten met een gesprek over de rol van de curator. De vraag “wie is de curator” is een overbodige vraag: de kunstenaar creëert, de curator beheert en presenteert en de toeschouwer consumeert. Het is deze volgorde die goede kunst altijd voorop doet lopen, de goede curator tijdig het belang van de kunst doet inzien en de toeschouwer in het verlengde daarvan vroegtijdig de potentiële waarde laat onderkennen. Wie zich dit realiseert hoeft zich niet te verbazen (zoals Huib van der Werf in het drukwerkje Mythe) dat veel kunst pas na de dood van de kunstenaar als waardevol wordt gezien en onder een groter publiek bekend raakt. Dat is eigen aan een traject waarin vele vergissingen worden gemaakt. De angst om die vergissing te maken overheerst het debat. Of dat nu over de curator, de maatschappelijke relevantie van kunst of de kunst zelf gaat. Die angst lijkt mij een veel interessanter uitgangspunt voor een gesprek, een expositie en een kunstwerk.

Klaas Koetje
is schrijver, videokunstenaar en performer bij kunstenaarsgezelschap De Zoete Hanen. Recent werk: De Rondeling (1999), een literaire catalogus bij het Eerste Nederlandse Legpuzzelcafé van H.J. Alles/Vistaworks; Diverse bijdragen aan Point de Vue Disposition et Murmure eveneens van Alles/Vistaworks; ‘Golven’, een installatie voor twaalf marifoons en een strandhuisje ter gelegenheid van Cabanes, Texel, augustus 2002. In voorbereiding: LOOP, een beamerinstallatie; Samteks, verhalende gedichten opgebouwd uit tekstflarden. Diverse romans en korte verhalen. Koetje debuteerde in 1990 in De Gids met het verhaal Het Dopplereffect.

 

WHO’S CURATING? KAN GEEN VERGISSING ZIJN
Reactie van Huib H. van der Werf op ”Who’s curating’ is een vergissing’ van Klaas Koetje

Diegene die zegt dat de vraag naar wat de rol van de curator is in de hedendaagse kunst overbodig is, komt daar iets te makkelijk van af. In de kunst van vandaag de dag is het allerminst duidelijk waar professionele, functionele en creatieve grenzen liggen.

Sinds de avant-garde aan het begin van de vorig eeuw, heeft de verzelfstandiging van de kunst een hoger niveau bereikt: na het achterlaten van de traditionele mecenas, is ook afstand genomen van het traject van het bestaande canon en werd de (kunst-) geschiedenis opnieuw geschreven. Bestaande instituten moesten zich aanpassen aan de nieuwe stroom van vormen en concepten, of kiezen om zich te houden aan het conventionele beleid. Ruim een halve eeuw later zou een opleving van de avant-garde opnieuw zorgen voor een herstructurering in de kunst. Dit keer zou ook de toeschouwer een belangrijke rol spelen. Sterk conceptuele kunst, performances en de erfenis van de Minimalisten zou de toeschouwer een groot aandeel geven in de ervaring (of betekenis) van een werk, wat de onderlinge relaties voor altijd zou veranderen. Opnieuw moesten alle betrokkenen in het kunstdiscours zich gaan aanpassen aan de dynamische structuur van de hedendaagse kunst waarin steeds meer specialismen ontstonden die zich afzonderden van de centrale autoriteiten. Het gevolg daarvan is dat zij hun eigen hiërarchieën en legitimering instanties creëerden. Rond deze tijd (1972) is Harald Szeeman verantwoordelijk gesteld voor Doumenta V in het Duitse Kassel. Als eerste daad ontneemt hij de meebeslissende commissie hun functie. Szeeman had ook zijn betrekking als directeur van de Kunsthalle in Bern opgezegd zodat hij alle vrijheid kreeg in het realiseren van zijn visie voor ‘zijn’ Documenta.
Al is het zo dat in de kunstgeschiedenis eerdere voorbeelden aanwezig zijn van personen die geheel in de lijn van hun eigen visie tentoonstellingen realiseerden, de manier waarop Szeeman zichzelf als centrale autoriteit had weten te manoeuvreren en de professionele precedent dat dit met zich mee bracht, is reden dat hij door vele gezien wordt als de eerste ‘moderne’ curator. De centrale figuur bij het samenstellen van een tentoonstelling die institutioneel ongebonden is en autoriteit heeft: de schepper van de contextuele bril waardoor de toeschouwer kijkt, de kunstenaars die meedoen en de uiteindelijke werken die bij de tentoonstelling te zien zijn.

Wij zijn nu twintig jaar verder en nog steeds bestaat binnen de hedendaagse kunst het fenomeen van de curator zoals Szeeman die uitgevonden heeft, maar de eerder genoemde dynamiek en professionele verschuivingen zijn alleen maar toegenomen. Musea, galerieën, kunstinitiatieven en kunstenaars zijn allemaal bezig hun positie en functie te distantiëren van anderen. Zelfs de regering is duidelijker geworden in haar houding tegenover de kunst en welke doeleinden die zou moeten dienen. De huidige consumptiemaatschappij, met haar overvloed aan vrije tijd en keuze, heeft ook stempel op de kunst gedrukt. Het is aan iedereen die daarbij betrokken is om hun (ideologische en ook economische) positie veilig te stellen. Dat geldt ook voor de curator. Sommigen nemen alleen het initiatief om iets in te wijden en laten de vorm, inhoud van werk en presentatie daarvan aan de kunstenaar over. Andere curatoren willen juist alles in handen houden en bepalen van begin tot eind wat te zien is, en waarom. De curator werkt ook niet altijd uit eigen initiatief maar op uitnodiging (zoals Koningin Beatrix en Harry Mulisch in het Stedelijk Museum van Amsterdam en Frans Haks – als gastconservator – in het Centraal Museum in Utrecht). De afgelopen Biënnale in Venetië en Documenta 11 in Kassel heeft ons geleerd dat curatoren ook andere curatoren uitnodigen om binnen hun oorspronkelijke concept afzonderlijke onderdelen daaraan toe te voegen; curators die curators curateren.

Uiteindelijk zijn vele gedaanten mogelijk die de curator kan aannemen. Daarbij komt ook nog eens het feit kijken dat de instellingen die de initiatieven van de curator mogelijk maken, en de toeschouwer die de moeite neemt om te komen kijken, steeds meer zeggenschap krijgen bij het legitimeren van deze initiatieven. Exposities hebben steeds vaker een kortere tijdsduur en de nadruk ligt steeds vaker op het amusementsgehalte van een tentoonstelling dan haar inventieve waarde. Nu steeds vaker ‘curated by:’ genoteerd staat bij recensies en uitnodigingen zonder dat nagedacht wordt waarom dit noemenswaardig is, wordt het tijd dat onderzoek wordt gedaan naar de positionering en betekenis van de functie van de curator in de hedendaagse kunst.

Deze dringende actualiteit is de aanleiding voor Who’s Curating? in Kunsthuis SYB. Door een uitnodiging op korte termijn hebben de leden van Outline besloten om eigen werk te exposeren. Omdat ikzelf geen uitvoerende kunstenaar meer ben – maar nog merkwaardiger: dat ik kunstgeschiedenis en kunsttheorie studeer – ben ik benoemd tot de curator van deze onderneming. Tijdens de bespreking die tot een taakverdeling heeft geleid, is twijfel ontstaan bij wat het precies is waarvoor een curator verantwoordelijk voor zou zijn en waarom het zo vanzelfsprekend is dat een kunsthistoricus dit is. Hieruit is een discussie ontstaan waar ook andere belangrijke vragen gesteld werden: als wij een groepstentoonstelling presenteren, is dan nog sprake van een curator? Of meer van organisator of producent? Hoe verhoudt zijn rol zich bij zo’n expositie tot die van de kunstenaars en kunstwerken in vergelijking tot een tentoonstelling waar hij alleen het voor het zeggen heeft? Door het feit dat SYB een initiatief is dat graag projecten uitnodigt om onderzoek te doen, heeft Outline besloten om deze vragen rondom de curator aan de orde te stellen in Beetsterzwaag.

Omdat een idee niet hetzelfde is als een experiment, moest een manier worden gevonden om de vragen rondom de positie van de curator te toetsen. Al snel is bedacht dat de beste methode om iets onder de loep te leggen, is om het te vergroten of – in dit geval – te overdrijven. De curator wordt bij Who’s Curating? in de schijnwerpers geduwd en dan ook nog op een hele specifieke (misschien stereotype) manier: het afdwingen van voorkeuren bij welke werken gepresenteerd worden, streng bepalen hoe die werken zich verhouden tot de andere kunstwerken, in welke context de hele tentoonstelling (en dus ook de kunstwerken) gelezen moeten worden, en zorgen dat de naam van de curator net zo duidelijk genoteerd staat als de kunstenaars. Het moet duidelijk zijn dat het gaat om het samenstellen van uiteenlopende visies tot een individueel (persoonlijk) en specifieke visie. Om de overdrijving compleet te maken, zijn deze voorschriften in drievoud uitgevoerd aan de hand van drie tentoonstellingthema’s. Drie contexten die op zichzelf zo breed zijn dat zij individueel al voor overdrijving zorgen. De bedoeling is dat het voor de toeschouwer duidelijk is dat het hier niet in de eerste plaats om een expositie van kunstwerken gaat, maar om een onderzoek naar hoe en door wie het concept van een expositie bepaald wordt en wat voor effect dit heeft op het kijken. Daarom is bij de openingstoespraak de toeschouwer uitgenodigd om voor zichzelf goed te beseffen hoe hij naar de werken kijkt: niet omdat Outline belerend wil zijn, maar om duidelijk te maken dat het hier om een experiment gaat tussen woord en beeld; tussen kunst en curator.

Het hele project kan in verschillende fases worden opgedeeld: de al besproken discussie rond het ontstaan van het concept, de expositie zelf, reflectie en verscherping tijdens de termijn dat de expositie te zien is, de serie interviews als supplementperspectief bij dit onderwerp en de uiteindelijke discussie bij de afsluiting. Dit laatste is waar alle onderdelen bij elkaar komen en conclusies worden getrokken en een evaluatie ontstaat. Tijdens het hele proces is een dagboek bijgehouden dat de ontwikkelingen tijdens het project heeft vastgelegd, maar ook constateringen die betrekking hebben tot in hoeverre het project is geslaagd in zijn onderzoek naar de hedendaagse curator. Er zijn namelijk vele modellen waarin zo’n onderzoek geplaatst kan worden: Outline had bijvoorbeeld kunnen kiezen om iedere week een andere curator kunnen uitnodigen om de werken opnieuw in te richten om beter te laten zien dat individuele en professionele verschillen in het curatorschap. In Who’s Curating? zijn weliswaar drie verschillende contexten maar alle drie zijn door op de zelfde manier en door dezelfde persoon uitgevoerd. Ook was het mogelijk geweest om de curator vrij te laten in het kiezen van werken en/of kunstenaars, wat vaak inherent is aan de manier waarop een curator te werk gaat. Omdat het al was besloten om werken de van Outline-leden zelf te laten zien was dit een restrictie die het simuleren – of zelfs het overdrijven – van hoe een curator te werk gaat bemoeilijkte. Uiteindelijk is Who’s curating? een project is waarbij de toeschouwer diegene is die beslist over de rol van de curator. Wanneer de toeschouwer aanwezig is, blijkt de manier waarop zijn conclusies kenbaar worden gemaakt voor verbetering vatbaar is.
Deze reflecties zijn allemaal genoteerd en zullen van pas komen als dit experiment weer uitgevoerd wordt op een andere locatie. Outline voelt dat een belangrijke stap is gezet in het creëren van een kader waarin deze discussie verder kan ontwikkelen. De ideologie van Outline als initiatief is om de processen die leiden tot een expositie op een transparante wijze te presenteren als onderdeel van het werk zelf. De serie interviews die opgenomen zijn, spelen ook een belangrijke rol omdat zij juist het kader van dit project verbreden en de buitenwereld erbij betrekken. De bijgehouden dagboeknotities worden opgenomen in het project en de einddiscussie tijdens de afsluiting (wat ook op video opgenomen wordt) zal leiden tot een complete afronding van, laten wij zeggen, een eerste fase.

Outline’s enige frustratie, zoals bij zoveel projectmatige ondernemingen in de kunst, is dat niet in één keer alle oplossingen gevonden worden, maar het blijkt dat de positie van de curator in de hedendaagse kunst ook geen makkelijk kwestie is om op te benaderen. Het belangrijkst is dat een stap genomen is tot een actuele toets van dit onderwerp. Zolang dit gebeurt met veel reflectie en zelfkritiek zullen de ondernemingen die volgen alleen maar scherper worden en beter aansluiten bij de grotere kader van het hedendaagse kunstdiscours. En dat alleen al is waarom Who’s Curating? geen vergissing kan zijn.

WHO’S CURATING
Caspar Berger, Ronald de Boer, Jos Dendikken, Tessa Joosse, Huib Haye van der Werf
Projectperiode 29 november 2003 t/m 4 januari 2004

Dit project wordt mede gefinancierd door de Mondriaanstichting, het VSB fonds en de Provincie Fryslân.

Deze recensie werd geschreven in het kader van het recensentenprogramma van SYB. De recensie mag rechtenvrij worden gepubliceerd mits daartoe vooraf toestemming is verleend door SYB.