14 t/m 26 maart 2005

A COLLABORATION DRAAGT BIJ AAN ONTWIKKELING KUNSTEDUCATIE

Recensie door Ester Muller de Almeida

In het kader van mijn oriëntatiestage als eerstejaars student aan de opleiding Docent Beeldende Kunst en Vormgeving (Academie Minerva), ben ik in contact gekomen met Fiona Whelan. Deze kunstenares heeft het kunsteducatieve project ‘A collaboration’ vormgegeven. Dit project is een samenwerking van Kunsthuis Syb met het Onderwijs Advies Bureau (OAB) van de gemeente Opsterland. Ik heb de ontwikkelingen van dit project met belangstelling gevolgd.

De samenwerking tussen Kunsthuis Syb en het OAB werd ingegeven door het langlopende project dat onder de naam ‘Kunst uit de klas’ basisschoolkinderen met beeldende kunst in aanraking wil brengen. Het initiatief hiertoe ging van het OAB uit, die ook een aantal andere instellingen mee liet doen. Syb stemde in op voorwaarde dat er een kunstenaar gekozen werd die naar de visie van het kunstenaarsinitiatief werkt en daadwerkelijk in het kunsthuis met de kinderen een tentoonstelling maakt. Het is de tweede keer dat Syb aan dit project deelneemt; twee jaar geleden realiseerde Henry Alles zijn kunsteducatieve project ‘Leentjebuur’. Ditmaal deden 172 kinderen mee, afkomstig van twee Beetsterzwaagse basisscholen en in de leeftijd van 9 tot en met 12 jaar.

Mijn eerste contact met Whelan vond plaats op het moment dat zij de kinderen van één van de deelnemende klassen, de complexe ruimte van het kunsthuis liet verkennen. Ze hadden opdracht gekregen een deel van de ruimte na te tekenen in het logboek dat elk kind speciaal voor het project gekregen had. Hoewel Whelan het belangrijk vond dat de kinderen een idee kregen hoe Syb er van binnen uit ziet, kregen zij een vertekend beeld doordat het vorige kunstproject nog in afbraak was. Het eerste gesprek dat ik met Whelan voerde ging inhoudelijk in op het projectvoorstel. Hieruit bleek hoezeer zij heeft geworsteld met de doelstellingen van het OAB, die niet helemaal overeen kwamen met haar eigen ideeën. Zij heeft hierin haar plek moeten vinden.

Het OAB had namelijk al een voorstel geschreven, waarin ‘herinnering en toekomst’ het thema vormde en ieder kind zijn ideeën individueel uitwerkt. Whelan schreef een ander voorstel, waarin wel hetzelfde thema centraal stond, maar dat minder individueel was en waarin het komen tot een collectief werk als doelstelling gold. Omdat dat niet paste bij de uitgangspunten van het OAB, moest er een nieuw voorstel worden gedaan. De kunstenaar heeft toen tot een compromis besloten; ze zou de kinderen ieder een individueel werk laten maken en wilde daarmee samen met de kinderen een collectief werk bouwen.

In het concept van Whelan werken de kinderen met een vierkante doos, waarvan de binnenkant voor het verleden staat. Daarin maakt het kind een herinnering zichtbaar. Aan de buitenkant komt dan een beeld over de toekomst. Omdat de kunstenaar de kinderen tevens wil meegeven hoe een doos in elkaar zit en gemaakt is, laat zij de kinderen zelf een doos maken uit een andere, reeds bestaande levensmiddelendoos van uit de supermarkt.

Overstelpt met dozen
Toen ik een aantal weken later naar de resultaten van het doosproject kwam kijken, zag ik de dozen van verre al aan touwen voor de ramen hangen. Bij binnenkomst werd ik letterlijk overstelpt met dozen: ze hingen aan touwen aan het plafond, ze waren op een klein podium uitgestald en er waren lange rijen met dozen aan de muur bevestigd. Er was geen sprake van een collectief bouwwerk, maar van een presentatie van de individuele werken van de afzonderlijke kinderen.

Elke doos afzonderlijk vroeg om aandacht, want dichterbij gekomen werd ik in het verhaal van de doos getrokken. In sommige dozen waren interessante driedimensionale voorstellingen te zien en werden de bouwsels zelfs ondersteunt met tekst, zoals gedichtjes. Andere dozen waren kleurrijk beschilderd en beplakt met papier of met materiaal als kurk of stofjes die mensen of dieren voorstelden. Mijn fantasie werd geprikkeld. De kinderen hadden creatieve en abstracte oplossingen gevonden voor hun beeldend probleem, dat uit het omzetten van een herinnering in een pakkende beeldtaal bestond.

Het viel op dat de onderwerpskeuze van de gepresenteerde herinneringen vaak luchtig was, zoals vakantie, voetbal, strand of konijnen in een hok. Maar ook meer serieuze zaken kwamen aan de orde, zoals de scheiding van de ouders of een overleden opa. De toekomst zag er vaak rooskleurig uit. Hier leken geld, auto’s en andere materiële zaken de overhand te hebben. Maar ook een keur aan beroepen was aanwezig aan de buitenzijde van de dozen. Het leuke was dat de herinnering in de doos van het ene kind, soms verwerkt werd in de toekomst die een ander kind voor zichzelf had verbeeld. Herinnering en toekomst liepen eigenlijk door elkaar en waren met elkaar in verbinding.

Op een tafeltje in de ruimte lag een grote stapel logboeken. Daarin kon bekeken worden hoe de kinderen die hem bijhielden tijdens het creatieve proces, zelf hun proces beschreven en weergaven. Veel kinderen hadden er foto’s van henzelf als baby en van hun gezin in geplakt. Whelan had de kinderen tijdens het ontstaansproces bijvoorbeeld vragen gesteld over kleur en welke herinneringen daar voor hun gevoel bij hoorden. De antwoorden konden in de logboeken worden nagelezen.

Een compromis
Nadat ik de zojuist beschreven presentatie op me had laten inwerken, sprak ik Whelan over hoe het project verder is verlopen. Whelan gaf toe dat ze in de opstelling van de dozen wederom een compromis heeft gemaakt ten opzichte van haar eigen plan. Hiertoe heeft ze besloten omdat zowel de docenten als de kinderen graag wilden dat iedere doos van alle kanten goed te bekijken zou zijn. Whelan vond het belangrijk dat de dozen ook op ‘kindhoogte’ zouden hangen. Hiermee geeft ze aan de kinderen en hun werk serieus te nemen. Uiteindelijk is ze zelf tevreden met de presentatie.

Voor de deelnemende kinderen is er zonodig nog veel meer veranderd tijdens het project, dan voor de leidinggevende kunstenaar. De kinderen hebben hun blikveld verruimd, door te ondervinden dat kunst ook een vertaling van hun eigen herinnerings- en toekomstbeeld kan zijn in een ruimtelijk werk. Ze hebben ook ondervonden hoe het procesmatig werken van een kunstenaar gaat. Whelan heeft de kinderen structuur geboden door kleine opdrachten te geven. Dat is ook de manier waarop zij zelf zegt te werken: “Ik moet mijn eigen idee structuur geven. Als ik door wil gaan met mijn eigen werk, mijn eigen proces wil verdiepen, moet ik mijzelf een opdracht geven.”

De kunstenaar heeft echter niet alleen met de kinderen, maar ook met de docenten te maken gehad. Het was de bedoeling het project na enige tijd aan de docenten over te laten. Zij hebben inderdaad een aantal weken met de kinderen aan de dozen doorgewerkt. De houding van de docenten was soms gesloten en de kennis over Whelans vakgebied niet groot. Whelan vond het een uitdaging om op hun niveau te komen en wederzijds begrip te vinden. Dit deed zij door de leraren een duidelijk voorstel voor te leggen, hen deelgenoot te maken van het proces en al hun vragen geduldig te beantwoorden.

In het achterste gedeelte van het kunsthuis had Whelan een tv op een sokkel geplaatst. Er was een animatie op te zien, waarin een aantal kinderen figureren. Ook in de animatie komen de dozen terug. Bovendien draagt de animatie dezelfde thematiek uit die in het gehele project centraal staat. Het thema waarmee Whelan werkte, ‘wat is de invloed van mijn opvoeding en wat herinner ik mij daarvan?’, is zeer bekend. Zij beeldt dit thema echter niet clichématig uit, maar laat een interessante wereld van kubussen zien. De kubussen in de animatie bestaan slechts uit een paar lijnen en zweven om een kind heen. Het kind staat voor een groen schoolbord en heeft een kubus uit de cirkel gepakt. Het kind verwijst naar de toekomst en de cirkel van kubussen naar de leefwereld van het kind, de ouders, de school, de omgeving van Beetsterzwaag, et cetera. Whelan: “De kinderen spelen met hun mogelijkheden. De lijndozen (zo noemt ze de kubussen bestaande uit lijnen, EMdA) zijn leeg, ze creëren hun eigen nu en hun eigen toekomst.”

Ik vind de uitstraling van de tentoonstelling fris en fantasievol. De tentoonstelling is laagdrempelig; het onderwerp is op een speelse manier neergezet. Je betreedt als beschouwer een kinderwereld die is vormgegeven onder leiding van een kunstenares. Zij heeft samen met de kinderen hun belevingswereld zichtbaar gemaakt en de thematiek die daarin herkenbaar is, concreet zichtbaar gemaakt. Ik vind het heel bijzonder om dit project van dichtbij te hebben mogen volgen en ik zie er de waarde duidelijk van in. Educatie in het algemeen en kunsteducatie in het bijzonder, is altijd in ontwikkeling. Het experimentele karakter van Syb kan met dergelijke projecten hieraan een bijzondere bijdrage leveren. Ik hoop dan ook dat Syb hier wederom een vervolg aan geeft.

A Collaboration
Fiona Whelan
Projectperiode 14 maart t/m 26 maart 2005

Deze recensie werd geschreven in het kader van het recensentenprogramma van SYB. De recensie mag rechtenvrij worden gepubliceerd mits daartoe vooraf toestemming is verleend door SYB.

Dit project wordt mede gefinancierd door de Mondriaanstichting en Onderwijskundig Adviesbureau Opsterland.